Is een deontologische code voldoende om politiek geloofwaardig te zijn?

Laat ons een voorbeeld nemen: de federale regering 2020-2024

Deontologische code regeringsleden | Belgium.be

De Vivaldi regering had in 2020 zichzelf een deontologische code opgelegd.

Als je deze doorneemt dan kan je niet anders dan toegeven dat deze code een goede basis vormt voor meer politieke geloofwaardigheid. Maar was dit effectief een garantie voor politieke geloofwaardigheid. Neen, daartoe is meer vereist:

Pijler 1. Er moet afgeleverd worden:

Er wordt erkend dat op het vlak van Covid en de stijgingen van de energieprijzen omwille van het conflict in Oekraïne deze regering wel vrij goed gereageerd heeft. Niet alles was perfect maar toch. Daarnaast wordt ook erkend dat ze een halt toegeroepen heeft aan de lage rentes op spaarboekjes. Maar voor alle andere grote dossiers, die ze zichzelf toegemeten had, is ze in de marge blijven morrelen. Hierdoor is ze veel krediet - zeg geloofwaardigheid - verloren bij een belangrijk deel van de bevolking. Denk aan de pensioenhervorming, de hervorming van de belastingen, het migratiedossier, de beloofde aanzet tot staatshervorming en de partijfinanciering. Bovendien is de begroting uit de hand gelopen.

Deze regering heeft dus slechts ten dele afgeleverd en vooral in het begin. Tegen de verkiezingen was ze haar initieel krediet - zeg geloofwaardigheid - verloren.

Pijler 2. Laat beleid en diensten evalueren door de burger:

Het beleid van de regering is door de burger beoordeeld tijdens de verkiezingen van juni laatstleden. Iedereen heeft naar best vermogen kunnen kiezen. So far so good.

Maar voor de beoordeling van de bestaande diensten heeft deze regering geen enkele stap gezet om de burger op een consistente wijze te laten oordelen over de diensten die de regering binnen haar bevoegdheden aanbiedt. De evaluatie van de kwaliteit van de diensten gebeurde en gebeurt nog altijd door de media, universiteiten, de onderzoeksjournalistiek, sommige arbitrage- of ombudsdiensten. Niet dat dit allemaal slecht is. Sommige evaluaties zijn zelfs heel sterk en to the point. Maar ze zijn heel ad hoc en een aantal van de evaluatoren vallen onder de rechtstreekse controle of invloed van de politiek.

Het enige initiatief dat de regering genomen heeft i.v.m. burgerinspraak is in het dossier ‘partijfinanciering’. Ze heeft een associatie van burgerbewegingen, die zichzelf ‘we need to talk’ genoemd heeft, geraadpleegd. Het is een stap. Maar of dit een goede stap is, is zeer de vraag. De regering is immers tegen een van haar eigen grondbeginselen uit haar deontologische code ingegaan namelijk die van ‘gelijkheid: ‘De regeringsleden staan zonder enige vorm van discriminatie ten dienste van alle burgers. In hun houding of gedrag geven zij geenszins blijk van vooroordelen en stereotypen.’ Beter was ofwel zelf met alle parlementsleden tot een vergelijk te komen ofwel, ondersteund door een politiek neutrale professional in marktonderzoek, een al of niet bindend referendum te houden bij de hele burgerbevolking. Dan pas was ze geloofwaardig geweest.

Pijler 3 de ethiek in de politiek:

Goed en fout!

Fout: ofschoon de regering met een deontologische code werkte zijn er belangrijke overtredingen geweest:

Hogervermeld probleem in verband met de partijfinanciering is niet alleen deontologisch, maar ook ethisch niet correct.

De begrotingszaak naar Europa toe: De regering zou een document naar Europa willen sturen hebben waarvan de cijfers betwistbaar waren. De staatssecretaris van begroting kon zich hier niet in herkennen en stuurde toch een document met correcte cijfers door, weliswaar zonder consensus binnen de regering. De eerste minister maakte bezwaar. De staatssecretaris heeft daarop op basis van de deontologische code van de regering haar ontslag moeten geven. Het artikel ‘werking van de regering’ was immers flagrant overtreden. De vraag stelt zich wel of het niet eerder de eerste minister was die zijn ontslag had moeten geven. De desolidarisatie van de minister van begroting kwam doordat de eerste minister zelf de artikelen 1 en 2 uit de deontologische code niet nageleefd had. In de hiërarchie van waarden zou dit logischer geweest zijn. Nu heeft ‘macht’ gespeeld. Of liever ‘machtsmisbruik’. De burger heeft gelukkig duidelijk gemaakt wie er aan het rechte eind trok.

De opvolger van de staatssecretaris van begroting: De staatssecretaris is opgevolgd door een lid van een ander partij. Pas nadien heeft deze zich aangesloten bij de partij van haar voorganger. De kiezers en de leden van de partij, waartoe de eerste staatssecretaris behoorden, waren plots ondervertegenwoordigd in de regering. Kiezersbedrog?

Na zijn ontslag neemt de minister van Justitie zijn burgermeesterambt op, wat niet geapprecieerd werd. Te meer dat de persoon die hij vervangt het wel goed deed in zijn stad. Dit is niet tegen de deontologische code, maar de burger heeft hiermee moeite. Er is een woord voor "‘Jobhopping’. Hij is niet de enige. Ook in andere regeringen lijkt dit een gewoonte te zijn.

Goed en fout: 

De minister van Justitie was in opspraak gekomen door ‘het plas-schandaal’. Wat duidelijk tegen een grondbeginsel ‘waardigheid’ was uit de deontologische code. Vooral ten aanzien van de politie was dit misplaatst. De minister heeft zich wel in de commissie justitie verontschuldigd.

De regering heeft ook wel ethisch correcte zaken gedaan.

Neem bijvoorbeeld de reactie van - weer - de minister van Justitie op de terroristische aanslag op het Saincteletteplein in Brussel op 17 Oktober 2023. Hij gaf zijn ontslag. Volgens de deontologische code hoefde dat zelfs niet. Maar hij nam zijn verantwoordelijkheid. Hij was en beschouwde zich als toerekenbaar. De vierde pijler bleef staan!

Of neem het ontslag van de partijsecretaris die haar naam en titel had laten gebruiken voor propagandadoeleinden van een bepaalde vereniging.

Laat ons ook niet vergeten: een paar ministers en staatssecretarissen stonden hoog aangeschreven voor hun ethisch correct gedrag.

Ethiek gaat dus verder dan deontologie. Bovendien moeten onethisch gedrag en het overtreden van een deontologische code ook gehandhaafd worden. Hoe? zal bepaald moeten worden door de volksvertegenwoordigers en uiteindelijk de kiezer.

Pijler 4 Toerekenbaarheid:

Voor een aantal federale bevoegdheden was het vrij duidelijk wie verantwoordelijk was en dus ‘accountable’ of toerekenbaar. Met andere woorden wie rekenschap moest afleggen indien er iets binnen zijn/haar bevoegdheidspakket fout zat. Wat zich dan kon vertalen in het aantal stemmen die de betrokken minister al of niet won. Voorbeelden waren defensie en buitenlandse zaken.

Voor een aantal portefeuilles hing de verantwoordelijkheid ook af van de gewesten. Zoals zijn de volksgezondheid, de energie, de arbeidsmarkt, de luchtkwaliteit rond de luchthavens,….

Ondanks goede voornemens  is er door deze regering geen enkele inspanning gedaan om de staat zodanig te hervormen dat het uiteindelijk duidelijk is wie toerekenbaar is voor welke bevoegdheden. “Staatshervorming” wordt dit genoemd.

Dit geldt ook voor de discrepantie tussen de rechtspraak, de handhaving en de bestraffing. Strengere straffen voor kleinere misdrijven hadden als gevolg een overbevolking in de gevangenissen, het niet kunnen opsluiten van zwaardere criminelen en een slechte coördinatie met de gewesten rond de bewaking van personen met een enkelband. Vanuit de FOD justitie verwijzen naar het verleden en naar de gewesten stuitte de burger tegen de borst. Om maar te zwijgen van de ontmoedigen en disconnectie bij de slachtoffers die zagen hoe daders bij gebrek aan plaatsen in de gevangenissen vrijgelaten werden.

Het vertrek van de voorzitter van een van de regeringspartijen, die zich niet meer herkende in het regeringsbeleid was feitelijk een moedige daad, maar too little, too late. Zowel voor de burger als voor de partij zelf. Bovendien stelt zich de vraag wat maakt dat hij niet al zijn ministers terugtrok of zijn parlementariërs de opdracht gaf systematisch tegen te stemmen waar nodig?

Conclusie:

Logisch ook dat de meeste federale regeringspartijen afgestraft werden. Hun politieke geloofwaardigheid ging verloren omdat ze op alle vier de pijlers te laag scoorden. Twee partijen hebben het zwakke federale regeringsbeleid overleefd. Eén omdat die toch een aantal programmapunten binnen gehaald had, een ander omdat die consistent oppositie voerde binnen de regeringsmeerderheid. Hoe Kafkaans kan het zijn? Maar het principe ‘liever niets dan iets dat tegen mijn kiezers in gaat’ heeft het gehaald. Zou ‘afleveren’ de belangrijkste pijler zijn?

Previous
Previous

De ambitie van Arizona.

Next
Next

Alles staat of valt bij geloofwaardigheid!